Samenvatting:
In deze les leer je wat organismen zijn en hoe je kunt bepalen of iets levend, dood of levenloos is. Je ontdekt de negen levenskenmerken die bij organismen horen. Ook leer je het verschil tussen ‘dood’ (iets wat ooit leefde, maar nu niet meer) en ‘levenloos’ (iets dat nooit heeft geleefd).
Lesdoelen:
Lesinhoud:
Wat is een organisme?
Een organisme is een levend wezen. Voorbeelden zijn bacteriën, schimmels, planten en dieren. Mensen zijn ook organismen. Een organisme leeft als het levenskenmerken heeft.
De negen levenskenmerken
Een levend wezen vertoont de volgende negen levenskenmerken:
Levend, dood of levenloos?
Begrippen:
Praktische toepassingen:
Denk na in het dagelijks leven: Is een boom in het park levend, dood of levenloos? Hoe weet je dat? Hoe weet je dat jouw huisdier leeft? Zie je dat bijvoorbeeld aan beweging of groei? En waarom zijn een fiets en een steen levenloos?
Controlevragen en antwoorden:
Vraag: Wat is een organisme?
Antwoord: Een organisme is een levend wezen, zoals een bacterie, schimmel, plant, dier of mens.
Vraag: Noem drie levenskenmerken van organismen.
Antwoord: Voorbeelden van levenskenmerken zijn: groei en ontwikkeling, voortplanting, reageren op prikkels.
Vraag: Wat is het verschil tussen dood en levenloos?
Antwoord: Dood betekent dat iets ooit een levend organisme was, maar nu niet meer leeft. Levenloos betekent dat iets nooit heeft geleefd.
Vraag: Geef een voorbeeld van iets wat dood is en iets wat levenloos is.
Antwoord: Dood: een afgevallen blad, een dode vogel. Levenloos: een steen, een stoel.
Vraag: Waarom is stofwisseling belangrijk voor een organisme?
Antwoord: Stofwisseling zorgt ervoor dat een organisme stoffen kan omzetten in het lichaam, bijvoorbeeld om energie uit voedsel te halen en afvalstoffen kwijt te raken.
Bron: Samenvatting en begrippen uit de afsluiting van Thema 1, basisstof 1 vmbo-b【5:11†598781-01_BVJ_3B_sv1_LR.pdf】.