1.1.1 Je kunt negen levenskenmerken van organismen noemen.
1.1.2 Je kunt de levensfasen van de mens noemen met de gemiddelde leeftijden en voorbeelden van ontwikkeling geven.
De biologie bestudeert al het leven op aarde: van bacteriën tot bomen en van vogels tot walvissen. Al deze levende wezens vertonen levenskenmerken en maken tijdens hun leven verschillende levensfasen door.
Alle levende wezens zijn organismen. Alle organismen vertonen levenskenmerken:
• groei, waarbij ook ontwikkeling kan plaatsvinden
Door groei wordt een organisme groter en zwaarder. Bij ontwikkeling verandert de bouw van een organisme.
• reageren op prikkels, bijvoorbeeld door beweging
Organismen kunnen prikkels waarnemen, zoals licht en geur. Ze kunnen vervolgens reageren op die prikkels. Organismen kunnen bijvoorbeeld in beweging komen als ze voedsel ruiken.
• stofwisseling; hierbij horen voeding, ademhaling en uitscheiding van afvalstoffen
Bij stofwisseling worden in je lichaam stoffen omgezet in andere stoffen. Een voorbeeld van stofwisseling is de omzetting van suikers in vetten. Daarvoor heb je voeding nodig, en zuurstof die je opneemt door ademhaling. Als tijdens de stofwisseling afvalstoffen ontstaan, scheidt het lichaam deze uit.
• voortplanting
Door voortplanting krijgen organismen nakomelingen.
Mensen worden geboren, groeien, worden volwassen, krijgen kinderen (of niet) en sterven. Al deze fasen samen vormen de levensloop.
Je groeit vanaf je geboorte en stopt daarmee als je ongeveer 18 jaar bent. Tijdens deze lichamelijke groei en ontwikkeling veranderen de verhoudingen tussen de verschillende lichaamsdelen (zie afbeelding i). Zo is je hoofd in het begin in verhouding tot de rest van je lichaam groot.
Je groeit en ontwikkelt niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. De geestelijke groei en ontwikkeling gaan veel langer door dan je 18e levensjaar. Tijdens deze geestelijke groei en ontwikkeling veranderen bijvoorbeeld je voorkeur voor muziek of je kledingsmaak.
peuter
• 1½ tot 4 jaar
• praten, lopen, torentje bouwen
kleuter
• 4 tot 6 jaar
• fietsen, beeldscherm gebruiken, samen
schoolkind
• 6 tot 12 jaar
• lezen, schrijven, rekenen
baby
• tot 1½ jaar
• groeispurt, leert zitten, leert reageren op andere mensen
puber
• 12 tot 16 jaar
• groeispurt, borsten, baardgroei, pubishaar, nieuwe gevoelens
adolescent
• 16 tot 21 jaar
• zelfstandig worden
volwassene
• 21 tot 65 jaar
• werken, kinderen krijgen
oudere (bejaarde)
• 65 jaar en ouder
• lichamelijke problemen
• soms geestelijke problemen
(1)
(a) Wat zijn de negen levenskenmerken?
(b) Hoe heet verandering in de bouw van een organisme?
(c) Elk organisme gaat dood, maar de soort blijft (meestal) bestaan. Welk levenskenmerk zorgt ervoor dat een soort blijft bestaan?
(d) Welke levenskenmerken vallen onder stofwisseling?
A ademhaling
B beweging
C ontwikkeling
D reageren op prikkels
E uitscheiding
F voeding
(2) Welke levensfase hoort bij het kenmerk?
1 Krijgt geestelijke problemen of heeft verzorging nodig.
2 Krijgt (meestal) kinderen.
3 Leert lezen, schrijven en rekenen.
4 Leert praten en met een lepel eten.
5 Leert veters strikken en met andere kinderen spelen.
6 Leert zelfstandig worden.
7 Leert zitten en leert reageren op andere mensen.
8 Secundaire geslachtskenmerken komen tot ontwikkeling.