biologie

Thema 1 Organen cellen

Basisstof 2 De bouw van een organisme

Samenvatting:
In deze les leer je dat elk organisme is opgebouwd uit verschillende niveaus: van de kleinste bouwsteen, de cel, tot het complete organisme. Je ontdekt wat weefsels en organen zijn, hoe organen samenwerken in orgaanstelsels en dat die gezamenlijk het leven mogelijk maken. Ook leer je waarom cellen er steeds anders uit kunnen zien en wat tussencelstof is.

Lesdoelen:

Lesinhoud:

1. Organisatieniveaus van een organisme:
Biologen bekijken organismen op verschillende niveaus, van groot naar klein:

2. Orgaan, orgaanstelsel en weefsel:
Een orgaanstelsel bestaat uit verschillende organen die samenwerken om een bepaalde taak uit te voeren, zoals het verteren van voedsel.
Elk van deze organen is op zijn beurt weer opgebouwd uit meerdere weefsels.
Weefsels bestaan uit cellen met dezelfde vorm en functie. Bijvoorbeeld, spierweefsel heeft lange, stevige cellen die kunnen samentrekken.

3. Cellen:
Alle weefsels en organen zijn opgebouwd uit cellen. Cellen zien er niet altijd hetzelfde uit; hun vorm hangt af van hun functie. Bijvoorbeeld, spiercellen zijn langgerekt zodat ze kunnen samentrekken en bewegen【12:0†gt-thema 1.pdf】.

4. Tussencelstof:
Tussen cellen in een weefsel zit vaak tussencelstof. De aard van deze tussencelstof bepaalt mede de eigenschappen van het weefsel. Bij beenweefsel bijvoorbeeld zorgt de harde kalkrijke tussencelstof voor stevigheid, terwijl bij kraakbeen de tussencelstof veel soepeler is【12:0†gt-thema 1.pdf】.

5. Samenwerking:
Alle organisatieniveaus werken samen. Denk maar aan sporten: je spieren (spierweefsel), botten (beenweefsel), zenuwen en andere onderdelen werken samen zodat jij beweegt. Om een bal te kunnen schoppen werken al deze systemen nauw samen.

Praktische toepassingen:

Controlevragen en antwoorden:

  1. Vraag: Zet de vijf organisatieniveaus van groot naar klein op een rij.
    Antwoord: Organisme – orgaanstelsel – orgaan – weefsel – cel.

  2. Vraag: Wat is een orgaanstelsel?
    Antwoord: Een groep samenwerkende organen die samen een bepaalde functie uitvoeren, zoals het verteringsstelsel.

  3. Vraag: Wat bepaalt vooral de eigenschappen van een weefsel?
    Antwoord: De tussencelstof die tussen de cellen zit, bepaalt mede de eigenschappen van een weefsel.

  4. Vraag: Waarom hebben cellen in je lichaam verschillende vormen?
    Antwoord: De vorm van een cel hangt samen met de taak die de cel moet uitvoeren.

  5. Vraag: Wat is een voorbeeld van een orgaan en van een weefsel?
    Antwoord: Een voorbeeld van een orgaan is het hart; een voorbeeld van een weefsel is spierweefsel.

Wil je verder oefenen met de bouw van cellen of organen? Stel gerust je vraag!