Thema 2 Voortplanting en seksualiteit
Basisstof 1 Geslachtsorganen
Samenvatting
In deze basisstof leer je over de geslachtsorganen van jongens en meisjes. Deze organen spelen een belangrijke rol bij de voortplanting. Je leert hoe ze eruitzien, waar ze zich bevinden en welke functies ze hebben. Ook ontdek je hoe mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen worden gevormd en welke route ze volgen in het lichaam.
Lesdoelen
- Je kunt de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen benoemen en hun functie uitleggen.
- Je weet waar zaadcellen en eicellen worden gevormd.
- Je kunt uitleggen wat de weg van de zaadcel is tot aan de bevruchting.
- Je begrijpt waarom voortplanting belangrijk is voor het voortbestaan van de soort.
Lesinhoud
Bij de man horen de geslachtsorganen vooral aan de buitenkant van het lichaam:
- Penis – zorgt ervoor dat sperma in het lichaam van de vrouw komt.
- Balzak – huidplooi waarin de teelballen liggen.
- Teelballen – maken de zaadcellen, de mannelijke geslachtscellen.
- Bijballen – slaan de zaadcellen tijdelijk op.
- Zaadleiders – vervoeren de zaadcellen richting de urinebuis.
- Urinebuis – voert urine én sperma naar buiten.
Bij de vrouw liggen de geslachtsorganen grotendeels in het lichaam:
- Eierstokken – maken de eicellen, de vrouwelijke geslachtscellen.
- Eileiders – vervoeren de eicellen richting de baarmoeder.
- Baarmoeder – hier kan een bevruchte eicel uitgroeien tot een baby.
- Vagina – hier komt sperma binnen en hierdoor verlaat een baby het lichaam bij de geboorte.
- Schaamlippen – beschermen de ingang van de vagina.
De bevruchting vindt meestal plaats in de eileider. Een zaadcel dringt dan een eicel binnen en vormt samen één nieuwe cel: de bevruchte eicel. Hieruit groeit een baby.
Praktische toepassingen
- Als je weet hoe geslachtsorganen werken, begrijp je beter hoe voortplanting verloopt.
- Deze kennis helpt ook bij het begrijpen van onderwerpen zoals zwangerschap, menstruatie en geboorteregeling.
- Je leert respectvol praten over je eigen lichaam en dat van anderen.
Controlevragen en antwoorden
-
Vraag: Waar worden zaadcellen gemaakt?
Antwoord: In de teelballen van de man.
-
Vraag: Waar vindt meestal de bevruchting plaats?
Antwoord: In de eileider van de vrouw.
-
Vraag: Wat is de functie van de baarmoeder?
Antwoord: Hierin kan een bevruchte eicel uitgroeien tot een baby.
-
Vraag: Welke geslachtsorganen horen bij de man aan de buitenkant?
Antwoord: Penis en balzak.
-
Vraag: Wat is de functie van de eierstokken?
Antwoord: Zij maken de eicellen aan.
Toetsvragen
- Wat is het verschil tussen de functie van teelballen en eierstokken?
- Leg uit waarom de balzak buiten het lichaam hangt.
- Noem twee functies van de vagina.
- Waar worden zaadcellen tijdelijk opgeslagen?
- Welke route legt een eicel af vanaf de eierstok?
- Wat gebeurt er bij een bevruchting?
- Welke geslachtsorganen beschermen de ingang van de vagina?
- Waarom is voortplanting belangrijk voor een soort?
- Wat is sperma?
- Wat gebeurt er met een eicel als deze niet bevrucht wordt?
Referentie
Bron: 3GTbvj_thema_1 edit.pdf — Biologiemethode “Organen en Cellen”, thema 2 voortplanting en seksualiteit, basisstof 1.