In deze basisstof leer je hoe mannen en vrouwen vruchtbaar worden en hoe bevruchting plaatsvindt. Vruchtbaarheid betekent dat iemand in staat is om kinderen te krijgen. Je leert over de vorming van zaadcellen en eicellen, de menstruatiecyclus en het moment waarop een bevruchting kan plaatsvinden.
In de teelballen van de man worden vanaf de puberteit voortdurend zaadcellen gemaakt.
Deze komen terecht in de bijballen, waar ze worden opgeslagen.
Tijdens een zaadlozing komt het sperma via de urinebuis naar buiten.
Sperma bestaat uit miljoenen zaadcellen met vocht uit de zaadblaasjes en prostaatklier.
De man is vanaf de puberteit meestal zijn hele leven vruchtbaar.
In de eierstokken van de vrouw groeien eicellen.
Elke maand rijpt er meestal één eicel in een van de eierstokken.
Tijdens de ovulatie (ook wel eisprong) komt de eicel vrij en wordt opgevangen door de eileider.
De eicel kan daar ongeveer één dag bevrucht worden.
Als er geen bevruchting plaatsvindt, sterft de eicel af.
De menstruatiecyclus duurt gemiddeld 28 dagen.
De vrouw is het meest vruchtbaar rond de eisprong, dus ongeveer twee weken vóór de volgende menstruatie.
Vraag: Waar worden de zaadcellen gemaakt?
Antwoord: In de teelballen van de man.
Vraag: Wat gebeurt er bij een eisprong?
Antwoord: Een rijpe eicel komt vrij uit de eierstok.
Vraag: Hoelang kan een eicel bevrucht worden?
Antwoord: Ongeveer één dag.
Vraag: Wat is menstruatie?
Antwoord: Het afstoten van het baarmoederslijmvlies als er geen bevruchting heeft plaatsgevonden.
Vraag: Wanneer is de kans op zwangerschap het grootst?
Antwoord: Rond de eisprong, ongeveer veertien dagen vóór de volgende menstruatie.
Bron: 3GTbvj_thema_1 edit.pdf — Biologiemethode “Organen en Cellen”, thema 2 voortplanting en seksualiteit, basisstof 3.