biologie

Thema 2 Voortplanting en seksualiteit

Basisstof 4 Zwanger worden

Samenvatting

In deze basisstof leer je hoe een bevruchting en een zwangerschap plaatsvinden.
Een zwangerschap begint wanneer een zaadcel een eicel bevrucht. Daarna groeit de bevruchte eicel uit tot een baby. Je leert waar en hoe dit gebeurt, wat de functie van de placenta (moederkoek) is, en hoe het kind zich ontwikkelt in de baarmoeder.

Lesdoelen

Lesinhoud

De bevruchting

Een bevruchting vindt meestal plaats in de eileider.
Tijdens geslachtsgemeenschap komt sperma in de vagina van de vrouw.
De zaadcellen zwemmen naar de baarmoeder en vervolgens naar de eileider.
Wanneer één zaadcel een eicel binnendringt, smelten hun kernen samen:
er ontstaat een bevruchte eicel.
Deze bevat de erfelijke eigenschappen van beide ouders.

De ontwikkeling van embryo tot baby

De bevruchte eicel deelt zich meerdere keren en vormt een bolletje van cellen: dit is het embryo.
Het embryo reist door de eileider naar de baarmoeder en nestelt zich in het baarmoederslijmvlies.
Hier groeit het verder uit tot een baby.

Tijdens de zwangerschap groeit de baby in de baarmoeder.
Belangrijke onderdelen zijn:

De geboorte

Een zwangerschap duurt ongeveer negen maanden (40 weken).
De geboorte verloopt in drie fasen:

  1. Indaling en weeën – de baarmoeder trekt samen; de baarmoedermond wordt wijder.
  2. Uitdrijving – de baby wordt door de vagina naar buiten geduwd.
  3. Nageboorte – de placenta en navelstreng komen naar buiten.

Praktische toepassingen


Controlevragen en antwoorden

  1. Vraag: Waar vindt de bevruchting meestal plaats?
    Antwoord: In de eileider van de vrouw.

  2. Vraag: Hoe heet het eerste begin van een baby?
    Antwoord: Het embryo.

  3. Vraag: Wat is de functie van de placenta?
    Antwoord: Uitwisseling van zuurstof, voeding en afvalstoffen tussen moeder en kind.

  4. Vraag: Waarvoor dient het vruchtwater?
    Antwoord: Het beschermt de baby en maakt bewegen mogelijk.

  5. Vraag: Hoe heet de verbinding tussen baby en moeder?
    Antwoord: De navelstreng.


Toetsvragen

  1. Wat gebeurt er bij een bevruchting?
  2. Waar nestelt het embryo zich in?
  3. Wat is de functie van de navelstreng?
  4. Noem drie functies van het vruchtwater.
  5. Wat gebeurt er tijdens de uitdrijving bij een bevalling?
  6. Hoe lang duurt een gemiddelde zwangerschap?
  7. Welke stoffen worden via de placenta uitgewisseld?
  8. In welk orgaan groeit de baby tijdens de zwangerschap?
  9. Wat gebeurt er tijdens de nageboorte?
  10. Hoe komt het dat het kind erfelijke eigenschappen van beide ouders heeft?

Referentie

Bron: 3GTbvj_thema_1 edit.pdf — Biologiemethode “Organen en Cellen”, thema 2 voortplanting en seksualiteit, basisstof 4.