In deze basisstof leer je hoe een bevruchting en een zwangerschap plaatsvinden.
Een zwangerschap begint wanneer een zaadcel een eicel bevrucht. Daarna groeit de bevruchte eicel uit tot een baby. Je leert waar en hoe dit gebeurt, wat de functie van de placenta (moederkoek) is, en hoe het kind zich ontwikkelt in de baarmoeder.
Een bevruchting vindt meestal plaats in de eileider.
Tijdens geslachtsgemeenschap komt sperma in de vagina van de vrouw.
De zaadcellen zwemmen naar de baarmoeder en vervolgens naar de eileider.
Wanneer één zaadcel een eicel binnendringt, smelten hun kernen samen:
er ontstaat een bevruchte eicel.
Deze bevat de erfelijke eigenschappen van beide ouders.
De bevruchte eicel deelt zich meerdere keren en vormt een bolletje van cellen: dit is het embryo.
Het embryo reist door de eileider naar de baarmoeder en nestelt zich in het baarmoederslijmvlies.
Hier groeit het verder uit tot een baby.
Tijdens de zwangerschap groeit de baby in de baarmoeder.
Belangrijke onderdelen zijn:
Een zwangerschap duurt ongeveer negen maanden (40 weken).
De geboorte verloopt in drie fasen:
Vraag: Waar vindt de bevruchting meestal plaats?
Antwoord: In de eileider van de vrouw.
Vraag: Hoe heet het eerste begin van een baby?
Antwoord: Het embryo.
Vraag: Wat is de functie van de placenta?
Antwoord: Uitwisseling van zuurstof, voeding en afvalstoffen tussen moeder en kind.
Vraag: Waarvoor dient het vruchtwater?
Antwoord: Het beschermt de baby en maakt bewegen mogelijk.
Vraag: Hoe heet de verbinding tussen baby en moeder?
Antwoord: De navelstreng.
Bron: 3GTbvj_thema_1 edit.pdf — Biologiemethode “Organen en Cellen”, thema 2 voortplanting en seksualiteit, basisstof 4.