biologie

SAMENVATTING THEMA 1 ORGANEN EN CELLEN

BASIS 1 ORGANISMEN

1.1.1 Je kunt negen levenskenmerken van organismen noemen.

1.1.2 Je kunt de levensfasen van de mens noemen met de gemiddelde leeftijden en voorbeelden van ontwikkeling geven.

BEGRIPPEN


BASIS 2 DE BOUW VAN EEN ORGANISME

1.2.1 Je kunt de organisatieniveaus binnen een organisme benoemen en beschrijven.

BEGRIPPEN


BASIS 3 CELLEN VAN DIEREN EN PLANTEN

1.3.1 Je kunt delen benoemen van dierlijke en plantaardige cellen met hun kenmerken en functies.

BEGRIPPEN


BASIS 4 CHROMOSOMEN

1.4.1 Je kunt de kenmerken van chromosomen beschrijven.

BEGRIPPEN


BASIS 5 GEWONE CELDELING (MITOSE)

1.5.1 Je kunt beschrijven hoe een gewone celdeling (mitose) verloopt.

Doel: vorming van nieuwe cellen voor groei, herstel en vervanging.

  1. Kern deelt zich, daarna de cel.
  2. Vooraf: elk chromosoom vormt een kopie van zichzelf (kopiëren).
  3. Spiraliseren: DNA rolt op → chromosomen worden zichtbaar.
  4. Kerndeling: twee DNA-ketens van elk chromosoom worden gescheiden → twee kernen.
  5. Celdeling: cytoplasma splitst → twee dochtercellen ontstaan.
  6. Plasmagroei: dochtercellen groeien → even groot als moedercel.

Elke dochtercel bevat dezelfde erfelijke informatie als de moedercel.

BEGRIPPEN


BASIS 6 REDUCTIEDELING (MEIOSE)

1.6.1 Je kunt beschrijven hoe een reductiedeling (meiose) verloopt.

Doel: vorming van geslachtscellen (eicellen, zaadcellen).

1.6.2 Verschillen tussen zaadcel en eicel

| Zaadcellen | Eicellen | |————-|———–| | klein | groot | | kunnen bewegen (met staart) | kunnen niet bewegen |

1.6.3 Geslachtschromosomen

BEGRIPPEN