In deze les maak je kennis met wat biologie inhoudt en waarom biologie overal om je heen is. Je leert wat organismen zijn, hoe ze zijn opgebouwd en uit welke onderdelen ze bestaan. Het is belangrijk om te begrijpen hoe organismen georganiseerd zijn van klein naar groot en hoe alles samenhangt, van moleculen tot hele ecosystemen. Daarbij ontdek je waarom biologie relevant is voor jouw dagelijks leven.
Biologie betekent letterlijk ‘de leer van het leven’. In de biologie bestudeer je alles wat leeft: van kleine bacteriën en schimmels tot grote planten en dieren, inclusief de mens【5:3†Bvj-4havo-T1-begrippenlijst.docx】. Deze levende wezens noemen we organismen. Organismen hebben allemaal overeenkomsten: ze bestaan uit cellen, ze groeien, reageren op hun omgeving, hebben stofwisseling (ze wisselen stoffen uit en zetten deze om) en ze kunnen zich voortplanten.
Er zijn verschillende organisatieniveaus, van klein naar groot:
Interactie en samenwerking op verschillende organisatieniveaus zorgen ervoor dat organismen kunnen leven en zich kunnen aanpassen aan hun omgeving. Alleen als alles samenwerkt, kan bijvoorbeeld een mens lopen of een plant groeien.
Vraag: Wat is een organisme?
Antwoord: Een organisme is een levend wezen, zoals een plant, dier, schimmel of bacterie.
Vraag: Wat zijn de organisatieniveaus van klein naar groot?
Antwoord: Molecuul → organel → cel → weefsel → orgaan → orgaanstelsel → organisme → populatie → levensgemeenschap → ecosysteem.
Vraag: Noem een verschil tussen levende en niet-levende natuur?
Antwoord: Levende natuur bestaat uit organismen (zoals planten en dieren), terwijl niet-levende natuur bestaat uit dingen als water, lucht, en steen die geen levensverschijnselen vertonen.
Vraag: Waarom is het handig om biologie te kennen in je dagelijks leven?
Antwoord: Omdat je dan weet hoe je gezond kunt blijven, kunt zorgen voor huisdieren of planten, en begrijpt hoe je eigen lichaam werkt.
Vraag: Wat betekent interactie in de biologie?
Antwoord: Dat verschillende biologische eenheden (zoals cellen of organen) op elkaar reageren en samenwerken, zodat er nieuwe eigenschappen kunnen ontstaan, zoals lopen bij dieren【5:18†HAVO4_A_70_Leeropdrachtenboek.docx】.
Gebruikte bronnen: